Floor de Goede in Bloeddorst #2 In de media

Ontsporing in het stripwezen

De langverwachte opvolger van horrorbundel Bloeddorst is volgens de makers ‘nog zieker en verontrustender’ dan het origineel. Dat is in dit genre niet per se een negatieve kwalificatie.

Joost Pollmann, De Volkskrant, zaterdag 1 november 2025

‘Ik heb helemaal geen verstand van stripboeken’, zegt filmregisseur Martin Koolhoven in het voorwoord van een stripboek.
Het gaat om Bloeddorst #2, een bundeling van korte horrorverhalen die voor een deel zijn voortgekomen uit ‘samenzweringen’ tussen tekenaars en filmers. Vandaar zijn voorwoord dus. Koolhoven schrijft dat Nederland helaas geen narratieve horrortraditie heeft, in film noch strip, en dat het dus maar goed is dat Bloeddorst #2 is verschenen, de langverwachte opvolger vanhet eerstedeel uit 2007.

De nieuwe uitgave zou ‘dikker, enger en nóg verontrustender’ dan wel ‘zieker en grensverleggender’ zijn. Klopt dat? Getalsmatig wel. In het eerste deel kwamen acht onthoofdingen voor, twee scalperingen en elf soorten verminking of ontbinding. In het tweede deel is de score tien onthoofdingen (inclusief die van een pekingeend), één scalpering en tien soorten lichamelijk verval.

Verwurging of penetratie door een inktvisachtig tentakel zien we wel iets frequenter in het tweede deel.

‘Ziek’ en ‘verontrustend’ zijn in het horrorgenre geen negatieve kwalificaties. ‘Onsmakelijk’ evenmin – gore heet al dat bloedvergieten in het Engels, wat misschien niet toevallig lijkt op ons goor. Toch heeft het getekende en groteske geweld zijn eigen esthetiek, omdat het grafisch gezien heel interessant kan zijn.

Floor de Goede in Bloeddorst #2
Floor de Goede in Bloeddorst #2

Adrenalinekick

Om de aantrekkingskracht van horror als amusement te verklaren verwijst Koolhoven naar de Griekse filosoof Aristoteles, die meende dat er een emotionele loutering optreedt wanneer verdriet, medelijden en angst in verhaalvorm worden opgeroepen: de veelgeroemde katharsis. Volgens tekenaar en horrorjunkie Menno Kooistra, die de beide delen van Bloeddorst heeft samengesteld en uitgegeven, gaat het vooral om de adrenalinekick:

‘Het is de fysieke en mentale reactie, het bang worden, schrikken, kippenvel krijgen en eigenlijk niet wíllen kijken, maar toch doen. Daarnaast laat horror ons nieuwe ervaringen opdoen; apocalyptische horrorfilms laten ons bijvoorbeeld alternatieve realiteiten beleven, en zombie- of alieninvasies openen een wereld van mogelijkheden. Het is fascinerend om de donkere kant van de menselijke psyche te exploreren!’

Maar juist die verkenning van het kwaad in onze eigen geest heeft vaak voor weerstand gezorgd. In de Verenigde Staten verschenen in de vroege jaren 50 van de vorige eeuw veelgelezen comicreeksen zoals Tales from the Crypt, The Vault of Horror en The Haunt of Fear, waarin de moorddadigste plots zeer expliciet werden weergegeven.

De oplagecijfers liepen in de honderdduizenden, totdat ook de statistieken van de jeugdcriminaliteit begonnen op te lopen en er werd beweerd dat die twee trends met elkaar te maken hadden. In 1954 publiceerde kinderpsychiater Fredric Wertham zijn beruchte boek Seduction of the Innocent, waarin hij de aanval opende op verderfelijke strips. ‘Stripboeken zijn anti-educatief’, schreef hij, en ‘schadelijk voor kinderen vanuit het oogpunt van volksgezondheid en mentale hygiëne, om nog maar te zwijgen van alledaags fatsoen.’

Halverwege zijn boek zitten zestien pagina’s met afbeeldingen van al dat onfatsoen (een ijspriem vlak bij een opengesperd oog, een close-up van het hoofd van een gehangene), en Werthams betoog sorteerde al snel het gewenste effect. De betrokken uitgevers riepen vrijwillig een Comics Code Authority in het leven, die via zelfregulering moest zorgen voor minder ontsporingen in het stripwezen.

‘Slaap zacht’ is getekend door Bart Sparnaaij en geschreven door Peet Gelderblom.

Sfeervol zwart-wit

Twee tijdschriften die zich niet aan die zelfcensuurcode hielden, waren Creepy en Eerie uit de jaren 60, die Menno Kooistra heeft gebruikt als inspiratiebron voor Bloeddorst: deels vanwege hun eigenzinnigheid, maar ook omdat ‘ze zo sfeervol zwart-wit waren’.

Daarom zijn de verhalen in Bloeddorst #2 ook in zwart en wit. Wel een beetje jammer dat uitgerekend in zo’n bloederige uitgave als deze de kleur rood alleen op het omslag te zien is, maar misschien moet je er blij mee zijn.

Filmmaker Nina Noël Raaijmakers (Mijn moeder de atoombom) werd gekoppeld aan stripmaker Floor de Goede (Dansen op de vulkaan); samen maakten zij ‘Doorligplekken’, een verhaal waarin een mantelzorger wordt opgeslorpt door het wegrottende lichaam van zijn patiënte. In grijstonen is dat proces beter te verdragen dan in full colour.

Welbeschouwd is de bijdrage van Raaijmakers en De Goede een parodie op het horrorgenre. Die satirische benadering past prima bij de nuchtere Nederlander. Het grappigste verhaal in Bloeddorst #2 is ‘Poldergeist’ van scenarist Bas Schuddeboom en tekenaar Michiel Offerman (een verwijzing naar de klassieke griezelfilm Poltergeist uit 1982). Het speelt zich af aan het begin van de 19de eeuw, toen de Hollandse polders werden drooggelegd met behulp van windmolens.

De molensteen in een van die molens is behekst door boze waternimfen en moet geregeld worden gevoerd met ‘onschuldige schepsels God’ uit de omgeving, bijvoorbeeld een eend en een rat. Als het onweert en de bliksem inslaat, vormt de molensteen van eend en rat samen een nieuwe en monsterlijke diersoort: boerderijdieren van Frankenstein.

Bloeddorst #2 – Verontrustende stripverhalen van eigen bodem. Samengesteld door Menno Kooistra. Bloeddorst; 160 pagina’s; € 35.